Japans leren - Deel 3: Grammatica

japanse grammatica
Het is heel moeilijk om de Japanse taal uit te leggen omdat er geen enkele gelijkenis is met de Nederlandse taal. Hierdoor krijg je een sneeuwbaleffect, om A uit te leggen moet ik B uitleggen en voor B heb ik C nodig en zo krijg je een onbegrijpelijk lange tekst. Om dit te vermijden verwerk ik Japans in de Nederlandse taal. Dit is louter informatief en niet educatief, dit kan dus niet letterlijk in het Japans gebruikt worden. Hier is dus een kort overzicht met de belangrijkste grammaticale  

1. Weinig grammaticale uitzonderingen
De Japanse taal kent misschien weinig grammaticale uitzonderingen maar de duizend en één regeltjes maken het net zo moeilijk.

2. Tijden
De Japanse taal kan slechts twee tijden. Verleden tijd en tegenwoordige tijd, welke ook voor de toekomstige tijd gebruikt word.

3. Alfabet
Er zijn geen klinkers en medeklinkers, men spreekt van klanken die telkens een lettergreep voorstellen. De uitspraak van elke lettergreep is even lang. De vijf klanken: a, i, u, e, o zijn in het Japans dus lettergrepen.

4. Persoonlijk voornaamwoord
Voor “ik” alleen al heb je meer dan 5 woorden en ondanks dat er verschillende persoonlijke voornaamwoorden bestaan word het gebruik ervan beperkt. Men spreekt elkaar voornamelijk aan met de naam en zo laat men het onderwerp uit de zin, als de context het duidelijk maakt. Dit maakt het soms moeilijk om iemand aan te spreken die je niet bij naam kent omdat wij steeds persoonlijke voornaamwoorden gebruiken. Beleefdheid is zeer belangrijk dus wees voorzichtig met hoe je anderen aanspreekt.

5. Woordvolgorde
In Japan zijn staat het onderwerp (als het niet weggelaten word) vooraan en het werkwoord achteraan de zin. Alles daartussen kan eender waar staan aangezien het partikel de functie van het woord beschrijft. Maar het word meestal op eenzelfde volgorde gebruikt.

(1) Onderwerp – tijd – plaats – lijdend voorwerp – werkwoord

ik – vandaag – thuis – brief – schrijven

(2) Onderwerp – frequentie – tijd – bestemming – werkwoord

Ik – vaak – rond zes uur – naar huis – terugkeren

6. Partikels
Ook voorzetsels genaamd, deze komen steeds na het naamwoord waartoe ze behoren. Ik heb een klein handig boekje van ongeveer 140 bladzijden waar alle 69 partikels met alle bijhorende regels in vermeld staan.

Ik bibliotheek in ben.

Ik bibliotheek in boek lezen.

Ondanks dit hetzelfde woord is in het Nederlands, gebruik je in het Japans bij de eerste zin het partikel ni en in de tweede zin de. De regel is eenvoudig: je gebruikt de bij de plaats waar de actie plaatsvind. Klinkt makkelijk maar het zijn veel regeltjes en we vergeten ze makkelijk.

7. Zinsstructuur
Dit woord zal vaak terugkomen. Hiermee bedoel ik niet de woordvolgorde. Het gaat letterlijk over grammaticale structuren die afhankelijk zijn van de context, de situatie, eenvoudig gezegd: wat je wilt zeggen. In het Japans druk je u niet eenvoudig uit in woorden maar volgens een bepaalde zinsstructuur. Dit is moeilijk uit te leggen en maakt het Japans net zo moeilijk omdat we vaak geen rekening houden met de situatie.

Voorbeelden:

(1) Ik elke dag Japans studeer.
Als je dit letterlijk vertaald maak je een fout. Om te beschrijven wat je bij gewoonte doet nemen we een uitgangsvorm van het werkwoord + iru, welke geen Nederlandse betekenis heeft.

Ik elke dag Japans studeerde imasu.

(2) Op de vraag: “Wat deed je dit weekend?” kan je in het Nederlands antwoorden met:
  • Ik ging naar een bar en keek een film
  • Ik ging naar de bar en keek een film en zo
De is bijna hetzelfde, de eerste zin toont aan dat je enkel naar een bar ging en een film keek, de tweede betekent dat je ook nog anderen dingen deed.

In het Japans gebruik je hiervoor een heel andere zinsstructuur.
  • Bar ni itte, eiga o mimashita.
  • Bar ni ittari, eiga o mitari shimashita.

Als je Japans leert maak je snel de fout om letterlijk alles met woorden willen de zeggen, terwijl je een nieuwe grammaticale zinsconstructie moet maken. Een vaak voorkomende structuur is de TE vorm van werkwoorden, dit heb je nodig om eenvoudig en te vertalen om zinnen te verbinden.

Ik ga naar de bakker en daarna naar de slager.

Om dit te zeggen heb je een grammaticale zinsstructuur nodig om “en daarna” te vertalen.

Mochten we eenvoudig woorden kunnen gebruiken zou het al veel makkelijker zijn.

8. Werkwoorden
Er bestaan 3 werkwoordgroepen, -ru, -u en twee onregelmatige werkwoorden. Deze leren onderscheiden is vrij makkelijk aangezien de -ru werkwoorden eindigen met -eru of -iru op een aantal uitzonderingen na. Als je weet tot welke groep ze behoren, weet je ook de stam. De twee onregelmatige moet je enkel vanbuiten leren.

In principe kent met geen vervoegingen in het Japans, ik spreek liever over uitgangen. Het werkwoord word bepaalt door de tijd en de zinsstructuur, niet het onderwerp.

ik werk – jij werk – hij werk – wij werk – jullie werk – zij werk

Weetje: alle Japanse werkwoorden eindigen met de lettergreep u, ku, ga, su, tsu, nu, mu of bu. Om Japanse werkwoorden te “vervoegen” gelden er vaste regels afhankelijk van de laatste lettergreep. Dit gebeurt volgens vaste regels zonder uitzonderingen. Dit is wat ik eerder bedoelde met dat de Japanse taal weinig grammaticale uitzonderen heeft.

Als men deze regels kent is het makkelijk om ze toe te passen. Laten we nu de -masu vorm in de positieve tegenwoordige tijd toepassen.

ik werkimasu – jij werkimasu – hij werkimasu – wij werkimasu – jullie werkimasu – zij werkimasu

Hier zou de regel kunnen zijn: werkwoord eindigt met k, werkwoord + imasu.

9. Werkwoorduitgangen
Zoals eerder vermeld spreek ik niet graag over werkwoordsvervoegingen maar uitgangen. Bij het vervoegen in het Nederlands wijzigt de betekenis van de zin niet, maar bij uitgangen wel.

Ik werkitai
Dit is de -tai uitgang dat de betekenis verandert naar “willen”. Deze zin betekend nu: ik wil werken.

10. Bijvoeglijke naamwoorden
Dit is een heel nieuw iets. De uitgangen van bijvoeglijke naamwoorden worden net zoals werkwoorden beïnvloed door de tijd en zinsstructuur. Zo is het even wennen om een bijvoeglijke naamwoord in de verleden tijd te gebruiken en zodus te "vervoegen."

11. Beleefdheid
In Japan staat beleefdheid centraal en dit is veel uitgebreider dan in onze taal. Zo speelt de leeftijd een belangrijke rol, zelfs één jaar verschil maakt een wereld van verschil. Wees altijd beleefd tegen ouderen. Voor buitenlanders is het moeilijk om te weten welke manier van spreken te hanteren, je wilt niet onbeleefd zijn, maar ook niet stijf overkomen bij vrienden.

12. Keigo
Dit kan je omschrijven als eerbiedige spraak. Men gebruikt dit om de relatie tussen mensen of de sociale status te verduidelijken. Hoe je andere personen adresseert hangt af van je relatie met deze persoon. Dit kan uitgebreid worden met eerbiedige werkwoorden. Als buitenlander ben je bijna altijd de sigaar. Als je het niet gebruikt ben je onbeleefd, en als je het gebruikt is de kans groot dat je ook onbeleefd bent. Het word gebruikt voor zowel respect als minachting. Als het een troost mag zijn, dit is zelfs moeilijk voor Japanners. Het is niet eenvoudig om zomaar over te schakelen op eerbiedige woorden en ook al wil je het niet gebruiken, je bent wel verplicht om het te leren als je anderen wil verstaan.

13. Verklarend gezegde n
Ongeveer halfweg je Japanse studie krijg je te maken met een nieuwe manier om dingen te zeggen. Het verklarend gezegde gebruikt men om iets uit te leggen. Je kan het gebruiken om een verklaring te vragen of een verklaring te geven. Net zoals alle andere situatie gebonden grammatica, is het makkelijk om het te vergeten toe te passen. Als je het hoort in een zin kan je best het verklarend gezegde bestuderen om het gebruik ervan te leren. Want je hebt het ook nodig om in bepaalde situatie op een correcte en beleefde manier te antwoorden. Het verklarend gezegde vereist een kleine aanpassing in het gebruik van het werkwoord.

Ik trein gemist.
 
Ik trein gemisanakatta n desu.

Het werkwoord word in de tweede zin, in een ander vorm gebruikt met n desu.

14. Meerdere talen in één
Het Japans is net als meerdere talen leren. Zo leer je eerst de twee vormen van spreken. Ik noem deze de normale en eenvoudige vorm. Later komt er nog het verklarend gezegde en keigo bij. Ook bestaat er een verschil tussen gesproken Japans en geschreven Japans. Minder belangrijk maar bestaat ook nog: verschillen tussen man en vrouw, spreken voor een groep mensen en het oud Japans dat men terug vind in theater en literatuur.